(tussen haakjes) 09: Als ‘der Alte Fritz’, - Het ene tuig is het andere niet - Stel je voor

maandag 10 mei 2010 12:32

Als ‘der Alte Fritz’,
eigenlijk Frederik II, de Grote (1712 – 1786), koning van Pruisen, afgelopen dinsdag op de Dam had gestaan en aan de aanwezigen daar de vraag had gesteld waarmee hij zijn vluchtende soldaten tijdens de Slag bij Kolin tot stilstand probeerde te brengen: "Kerls, wollt ihr denn ewig leben?" dan zou het spontane antwoord van de menigte zijn geweest: “Jawel!”  
Vroeger hadden wij de reputatie van nuchtere Nederlanders te zijn die zich niet gemakkelijk lieten intimideren. Die dinsdag waren we op de Dam samengestroomd om onschuldige slachtoffers van staatsterreur te gedenken en anderen te eren die niet uit angst voor die terreur het hazenpad hadden gekozen, maar de confrontatie waren aangegaan. Dat zijn mensen waar we graag mee geassocieerd willen worden; zolang niemand “Bom!” roept.   

Bijna 400 jaar geleden dichtte de Zeeuwse Adriaan Valerius deze strofen:
Waar dat men zich al keert of wendt, en waar men loopt of staat,
waar dat men reist of rotst of rent, en waar men henen gaat,
daar vindt men ’t zij ook op wat ree, d’ Hollander end’ de Zeeuw,
zij lopen door de woeste zee, als door het bos de leeuw.
 

Dat was de tijd van de VOC-mentaliteit, waarvoor premier Balkenende in 2006 door het a-historische, maar weldenkende deel van de natie werd verguisd toen hij daaraan durfde te refereren. Het was zeker niet allemaal goud wat er blonk in de 17e eeuw, ook niet bij de VOC, maar één ding is zeker, de Nederlanders waren toen niet voor een klein gerucht vervaard. 

Het is niet zo dat ons volk nooit in paniek kon raken. Zeker wel, maar daarvoor was het wel nodig dat het land tegelijk van vier kanten werd aangevallen, zoals in 1672 toen de regering radeloos was. Het land daardoor reddeloos leek, hetgeen het volk redeloos maakte.  

Soms schaam ik me voor ons. Gelukkig zijn er ook lichtpuntjes. Geert Wilders komt weer niet voor op de lijst van 100 meest invloedrijke personen van het Amerikaanse weekblad Time en als ik Ahmed Marcouch, voormalig stadsdeelvoorzitter van Slotervaart hoor zeggen: “ik voel vaderlandsliefde’ en ‘Je moet risico’s nemen, wil je problemen oplossen’, dan weet ik bijna zeker dat die goeie, ouwe VOC-mentaliteit nog niet helemaal uitgestorven is.

 


 

 

Het ene tuig is het andere niet
In de proza editie van de Noorse Edda die op mijn nachtkastje ligt, lees ik in Gylfaginning, 9:
‘Odin kon bewerken dat zijn vijanden in de slag blind, doof, of van angst vervuld werden, en dat hun wapens net zo scherp werden als bezems. Zijn mannen vochten zonder harnas en gedroegen zich als dolle honden of wolven, beten in hun schilden, waren sterk als beren of stieren. Ze doodden mensen, en vuur noch ijzer konden hen schaden. Zoiets wordt berserkerwoede genoemd’. 

Van die berserkers weten we, dat ze toegewijd waren aan hun oppergod Odin of Wodan en dat ze in het dagelijkse leven gekleed waren in vellen van beren die ze met de hand gedood moesten hebben. De naam berserker = berenhuid zou daarvan afgeleid zijn en het dragen van zo’n huid was bedoeld om het gepeupel, dat een gezonde vrees voor wilde dieren had, te imponeren. De berserker was echter zuinig op zijn kleren en zou ze nooit dragen tijdens een veldslag; oorlog voeren deed hij liever naakt. De naam berserker wordt daarom ook wel afgeleid van berserk = naakte huid.
Hoewel ze zich dus geen zorgen maakten over de correcte kleding voor een veldslag, waren ze in andere opzichten heel secuur in hun voorbereidingen, waarvoor een uitgebreid ritueel moest worden gevolgd. Een belangrijk onderdeel hiervan was de rituele groepszang en dans, waardoor ze in een roes geraakten en in strijdwoede ontstaken. Deze roes werd nog bevorderd door het gebruik van hallucinogene middelen zoals mede (honingwijn) gemengd met vliegenzwam (Amanita muscaria), waardoor ze zich niets van pijn of wonden aantrokken gedurende de strijd.
Deze rituelen gaven hen een gevoel van onkwetsbaarheid en zij gaven zich daardoor volledig en met ware doodsverachting over aan de strijd. In zekere zin waren zij de tanks of de cavalerie in een leger van infanteristen. Er was niets waardoor ze zich lieten tegenhouden in het zaaien van dood en verderf. 

Het riep bij mij daarom een gevoel van herkenning op toen ik in mijn lijfblad (ND 24-04-10) las: ‘Voetbalvandalen zijn nauwelijks te beteugelen.Toenemend drank- en drugsgebruik van hooligans baart de politie zorgen. Doorgesnoven, beschonken relschoppers zoeken als een middeleeuwse horde krijgers het gevecht met agenten’.
Dat het een fenomeen is waar de politie maar moeilijk vat op kan krijgen werd wel duidelijk tijdens de strandrellen in Hoek van Holland, toen agenten hun pistool trokken en tientallen waarschuwingsschoten losten, zonder dat het indruk maakte op de aanvallende horde, wier bloed ‘kookte’ van welbewust gebruik van alcohol in combinatie met harddrugs als speed of cocaïne als voorbereiding voor de vechtpartij die ze wilden uitlokken.
Door de groepsdynamica en het combigebruik zijn ze ongeremd, kennen geen grenzen en voelen geen pijn. Agenten in uitgaansgebieden komen dit ook tegen’’, aldus een onderzoeker.
De politie zoekt naarstig naar oplossingen om geweld te voorkomen of meteen de kop in te drukken; bijvoorbeeld door bij belangrijke voetbalwedstrijden alleen eigen supporters toe te laten in het stadion (Feyenoord – Ajax). Ze zijn echter niet de eersten die moeite hebben met dit volkje; 2000 jaar geleden waren de berserkers die zich naakt, het lichaam geheel zwart geverfd en met luid kabaal in de strijd wierpen al een schrikbeeld voor de Romeinen, omdat ze niet pasten in hun rationele opvatting van oorlogvoeren. 

Ik heb de indruk dat sommige wetenschappelijke bijdragen de politie ook niet echt verder helpen. Bijvoorbeeld van het Trimbos Instituut, dat zich zorgen maakt over de effecten van politieoptreden op deze berserkers, of van Educare Groningen dat stelt: “Maar we moeten beducht zijn voor het effect van bepaalde interventies. De kans bestaat dat iemand acuut gezondheidsproblemen krijgt.’’ Ik kan me zo voorstellen dat bij het Nika-oproer in Constantinopel in 532 door de toenmalige wetenschappers ook zo is gereageerd, waardoor keizer Justinianus I te lang heeft geaarzeld met in te grijpen. Toen hij dat enkele dagen later toch deed, had het oproer aan ongeveer 30.000 mensen het leven gekost. En dat ging nog niet eens over voetbal, maar over wagenrennen, waarvoor je in Nederland nog geen hond zijn mand uitkrijgt. 

Een ding lijkt me zonneklaar: berserkers houdt je niet in toom met stadscommando’s of –mariniers. De overheid heeft de zwaardmacht niet voor niets en zal met passend geweld moeten optreden tegen ordeverstoring, Dat betekent dat er steeds een goede analyse moet worden gemaakt van de aard van de ordeverstoring; is het ordinair supportersgeweld, voetbalvandalisme, hooliganisme of berserkerisme. Het is belangrijk om eventuele berserkers te isoleren, zodat ze geen kans krijgen een menigte aan te steken met hun Odinische waanzin. Daarnaast is het de kunst niet meer geweld te gebruiken dan de situatie rechtvaardigt;  maar ook niet minder, omdat we bang zijn dat een berserker er wel eens gezondheidsproblemen van kan krijgen. Dat risico heeft hij vooraf al bewust genomen, samen met het voornemen anderen gezondheidsproblemen te bezorgen.

 


 

Stel je voor
dat u financieel directeur van een beursgenoteerd bedrijf bent en u hebt gedurende een tiental jaren de omzet- en winstcijfers gemanipuleerd om de aandeelhouderswaarde te stimuleren en er en passant ook zelf behoorlijk beter van te worden. Op een gegeven moment wordt u betrapt. Uw bedrijf gaat naar de knoppen en u verdwijnt voor een aanzienlijk aantal jaren achter de tralies. 

Stelt u zich nu eens voor dat u minister van financiën van Griekenland bent en samen met uw kabinetscollega’s jarenlang (andermans) geld over de balk hebt gesmeten en uw boekhouding vervalst. Behalve voor persoonlijk voordeel, heeft u er ook voor gezorgd dat uw volksgenoten er aan gewend zijn geraakt dat ze de individueel anarchistische heilstaat (van zelf uitmaken hoe je leeft, op kosten van een ander), onder handbereik hebben gekregen. Nu daar de klad in dreigt te komen, ontsteken ze niet alleen in woede tegen uw hand die jarenlang euro’s heeft gestrooid, maar ook tegen degenen die te hulp schieten, maar die niet bereid zijn de Grieken hun luxe leventje te laten voortzetten.
Laten we uw bv Griekenland failliet gaan? Pakken we al uw onderscheidingen af? Slingeren we u de bak in en de sleutel in de Egeïsche zee? Mooi niet, we houden een collecte onder de zakenrelaties die u hebt bedrogen en verzamelen 100 miljard euro om u overeind te houden en we spreken u nog steeds aan met U en excellentie en u hoeft nog steeds niet in de keuken te eten als we op Europees niveau samen dineren. 

Toch hadden we het kunnen weten. Vergilus laat Laocoon al in de Aeneïs zeggen: ‘Hoe het zij, ik vrees de Grieken ook al brengen ze geschenken’. Laocoon had het over het Paard van Troje waarin de Grieken verborgen zaten die de ondergang van zijn stad zouden betekenen. Europa had daarom dubbel op haar hoede moeten zijn toen de Grieken de eurozone wilden binnenkomen met frauduleuze begrotingen en jaarrekeningen verstopt in de buik van dit moderne Paard van Euro. Al hadden we toen maar een andere antieke wijsheid voor ogen gehouden: ‘Græca fides, nulla fides’ ofwel ‘niemand vertrouwt een Griek’. Misschien is het verstandig dit nu dan wel te doen bij het maken van afspraken over het betalen van rente en aflossing op leningen. We moeten voorkomen dat die afspraken op de ‘Griekse kalender’ wordt gezet, want in de oudheid wist men al dat de Grieken geen kalender hanteerden. 

Leuk of niet, we zullen het geld om de Grieken te redden wel moeten ophoesten, maar mogen we er alstublieft de tanden bij knarsen?

Jelte Huizenga
ChristenUnie raadslid 2006-2010

« Terug