(tussen haakjes) 03 - Een nieuwe start!
Deze week hoorden we dat de PvdA de heer Hans Andersen heeft voorgesteld als informateur. Hij schijnt een 'expert op het gebied van bestuurlijke vraagstukken' te zijn. Ik vind het heel knap van de heer Muurlink dat hij zelf de hand heeft weten te leggen op “iemand die kan verbinden en die het vertrouwen heeft en kan houden van de partijen”, en nog zo snel ook. Blijkbaar heeft hij goed geschoten, want uit het lokale politieke oerwoud klinkt geruststellend gebrom over deze benoeming. Zelfs meneer Arno Visser van VVD is positief, hoewel hij vorige week had aangegeven een echt onafhankelijke informateur te willen en niet iemand van PvdA-huize. Ik vond dat trouwens wel een beetje een merkwaardige vraag, want waar vind je in dit land een ‘onafhankelijke informateur’ als daarmee bedoeld wordt dat hij geen partijbinding mag hebben. Persoonlijk zou ik me ongemakkelijker voelen met iemand die helemaal geen affiniteit met een of andere partij heeft. Ik vermoed echter dat deze positiekeuze van de VVD voortkwam uit de wens om een Grote Coalitie niet al bij voorbaat onmogelijk te maken. Door de verzekering van Alphons Muurlink dat alle partijen voor (in elk geval) de eerste besprekingen worden uitgenodigd, omdat hij het belangrijk vindt dat de informateur met alle partijen een gesprek voert om zo tot een goed oordeel te kunnen komen over een nieuw college, is hij waarschijnlijk op dit punt gerustgesteld.
Geschrokken van al deze eenstemmigheid liet de PVV in Almere in eerste instantie weten, dat ze voorlopig niet wilde ingaan op de uitnodiging van de PvdA-informateur om te komen praten. De PvdA moest eerst maar eens schriftelijk uitleggen waarom ze, na de eerdere keiharde afwijzingen, nu ineens de PVV wel wilde betrekken in een onderzoek naar coalitievorming. Ik was even bang dat deze reactie betekende, dat de PVV zelfs niet de kans wilde lopen om in een college terecht te komen. Gelukkig liet De Roon zich later in de week overtuigen om toch mee te doen, nadat Alphons Muurlink had geschreven dat de problemen waarmee Almere geconfronteerd wordt niet door een partij alleen kan worden opgelost en dat daarom een zo breed mogelijke verkenning noodzakelijk is. Wat mij wel opviel is, dat in deze tijd van wetenschap en techniek het nog erg moeilijk schijnt te zijn om rechtstreeks verbinding te leggen tussen (in elk geval) de fractievoorzitters van de PVV en de PvdA. Wat mij ook opvalt is de uitgesproken gevoeligheid van de PVV voor wat anderen over haar zeggen, als je die afzet tegen haar absolute onverschilligheid voor de gevoelens van anderen.
Voor het overige heerst er een weldadige radiostilte die, wat mij betreft niet verbroken hoeft te worden voordat de heer Andersson op de Dag van de Arbeid gaat voorlezen uit eigen werk, zoals Alphons Muurlink ons in een nostalgische bui heeft beloofd.
Er brandt nog vuur onder de as
Ondertussen vertoont de politieke markt weer tekenen van leven. Het gaat nog met horten en stoten voor de nieuwe raadsleden, maar de ouwe rotten galopperen al weer rond op hun bekende stokpaardjes. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens de behandeling van het Ontwikkelingsplan Hout-Noord. Een paar voorbeelden. Meneer René Maertens van de VVD kwam weer langs met de vraag waarom het niet mogelijk is een taakstellend winstpercentage vast te stellen bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden. Die opbrengsten zouden dan gebruikt kunnen worden om elders in de stad leuke dingen te doen. Blijkbaar bestaat er binnen die partij toch een bepaalde opvatting over ‘verdelende gerechtigheid’. Zelf heb ik altijd gedacht, dat de VVD er moeite mee zou hebben een willekeurige groep huizenkopers financieel te snijden, om mooie dingen te kunnen doen voor anderen.
Ook het begrip ‘sociale woningbouw’ is goed voor demonstraties van prinzipienreiterei, die zich steeds verder van de realiteit lijken te verwijderen. Oorspronkelijk was 40% sociale woningbouw in Hout-Noord in het vooruitzicht gesteld; tenminste voor wie daarin wilde/kon geloven. Inmiddels is dit neerwaarts bijgesteld naar 30%, omdat anders de grondexploitatie niet rond te krijgen is. Wat meneer Maertens betrof mocht dit nog wel lager, want wat er dan op verdiend wordt, kan goed worden ondergebracht bij de taakstellende winst. Meneer Mulckhuise van de SP heeft heel andere ideeën over ‘verdelende gerechtigheid’ en deed daarom een tegenaanval met het voorstel om geld te besparen door het aantal woningen dat gebouwd moet worden in Particulier Opdrachtgeverschap te verminderen. Deze besparing kon dan ingezet worden voor een hoger percentage sociale woningbouw. Zijn aanval liep vast op het feit dat dit geen besparing zou opleveren, maar wel een verlaging van de opbrengsten. Meneer van der Pauw kwam met de vraag hoe het nu eigenlijk zat met het besluit van de raad uit 2002 om een inhaalslag in de sociale woningbouw te maken. Zelf waren we in 2007 al tot de conclusie gekomen dat die inhaalslag een fictie zou blijven en hetzelfde viel te voorspellen van het 35%-amendement van de PvdA dat in 2009, tegen alle logica in, ook door de raad is aangenomen. Hier en daar kom je nog steeds sporen tegen van heimwee naar de tijd waarin de samenleving maakbaar was, bij voorkeur met behulp van vijfjarenplannen.
Onze vrij liggende busbanen kunnen zich ook altijd verheugen in een warme belangstelling van de raad. En terecht, want het heeft een voorbeeldig openbaar vervoersysteem voor Almere opgeleverd. In de loop der tijd hebben we echter ook nadelen aan dit systeem ontdekt; de busbanen vormen barrières binnen de wijken en ze dragen in aanzienlijke mate bij aan de beheerskosten van de stad. De suggestie in het ontwikkelingsplan om busbanen te combineren met autowegen riep desondanks toch enige weerstand op. Tijdens de discussie hierover kwamen we ook weer uit bij de hoogte van de beheerskosten in het algemeen. Deze liggen veel hoger dan de landelijke norm waarop de bijdrage uit het gemeentefonds is gebaseerd.
We hoeven er niet op te rekenen dat we vanuit het Rijk ooit voldoende geld krijgen om het beheer van onze royale openbare ruimte te kunnen financieren. Wethouder Duivesteijn wees er daarom terecht op, dat het een kwestie is van prioriteiten stellen. We kunnen òf het areaal openbare ruimte verminderen door het te bebouwen, òf we kunnen besparen op andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld op sociaal terrein en sport, òf de burgers moeten bereid zijn om extra belasting te betalen voor het behoud en het beheer van de publieke ruimte. Er zal toch eens iemand de moed moeten hebben om deze keuzes aan de burgers voor te leggen. Tot nu toe lijkt het erop, dat we van alles meer willen hebben en niets willen opgeven van wat we al hebben, maar zonder ergens onze portemonnee voor te willen trekken. Ik ben benieuwd of het collegeprogramma dat momenteel wordt uitgebroed ook deze kat de bel durft aan te binden.
Ben ik mijn zusters hoeder?
Vorige week gaf ik al aan, dat ik wel enige aandacht wilde schenken aan het nieuwe boek van Ayaan Hirsi Ali en vooral haar advies aan moslims om, in plaats van Mohammed, Jezus als voorbeeld te nemen. Daar kom ik nog op terug, als ik haar boek helemaal uit heb, maar wat ik tot nu toe gelezen heb vind ik belangrijk genoeg om er alvast iets over te zeggen.
In haar boek vertelt ze veel over haar eigen en het Somalische familieleven in het algemeen. Ik heb de indruk dat ze een beetje milder is geworden in wat ze zegt, zonder haar ideaal van de bevrijding van de moslima uit haar minderwaardige positie op te geven. Wat mij vooral trof is wat ze schrijft over het aandeel dat vrouwen zelf leveren aan de onderdrukking van hun seksegenoten. Zij lijken vooral het doorgeefluik te zijn van tradities en bijgeloof en dat manifesteert zich voor sommige landen bijvoorbeeld in genitale mutilatie van meisjes, het leggen van nadruk op onderworpenheid (islam) aan elke man, het van school halen zodra ze gaan menstrueren en het op jeugdige leeftijd uithuwelijken, bijvoorkeur binnen de familie of de clan, aan oudere mannen die ze zelf niet gekozen hebben. En dan hebben we het nog niet eens over de ellende van polygamie, waar Ayaan plastisch over weet te schrijven.
Ayaan waarschuwt ervoor dat de immigranten uit de moslimwereld deze tradities meenemen naar de landen waar ze zich vestigen en ze daar door een strenge sociale controle in stand proberen te houden. Binnen de tolerante of onverschillige Nederlandse maatschappij zal dat geen bijzondere problemen voor ze opleveren. Toch zijn sommige van deze tradities in strijd met de Nederlandse wetgeving en het vasthouden eraan belemmert zeker de integratie van nieuwkomers in onze samenleving. U weet dat ik geen vijand van de hijab ben, maar als ik tijdens het lezen van Ayaans boek een foto zie zoals van deze Somalische meisjes, dan vraag ik me best af wat onder die hijabs schuil gaat.
We mogen ons daarom wel eens afvragen of we ons niet meer moeten verdiepen in de achtergronden en tradities van nieuwkomers, om te bekijken of daar elementen in voorkomen die beslist niet getolereerd kunnen worden in ons land. Vervolgens zullen we dan een systeem moeten bedenken waarmee de wet ook kan worden toegepast. Ik denk bijvoorbeeld aan genitale mutilatie die op grond van allerlei Nederlandse wetten niet is toegestaan. Toch, beweert Ayaan, wordt deze binnen bijvoorbeeld de Somalische gemeenschap nog steeds toegepast. Waarom, vraag ik me dan af, kan er niet een jaarlijkse controle door huis- of schoolartsen verplicht worden gesteld, vanaf de jongste leeftijd of deze verminking heeft plaatsgevonden. Wat mij betreft mogen ouders die hun dochters hieraan toch onderwerpen zwaar gestraft worden. Dochters laten spijbelen of in de leerplichtige leeftijd van school halen moet hardnekkig worden bestreden en trouwen zonder expliciete, onafhankelijk vastgestelde toestemming van het meisje moet onmogelijk gemaakt worden, terwijl polygame huwelijken helemaal taboe moeten zijn. Vooral moeders moeten geconfronteerd worden met de andere wereld waarin ze nu leven en met de normen en waarden die daar gelden, want zij zijn het die bij het doorgeven ervan een belangrijke plaats moeten innemen.
Het zal niet allemaal mogelijk zijn op de manier die ik hierboven aangaf, maar er kunnen vast goede mogelijkheden gevonden worden om deze vrouwen en meisjes te helpen zich te bevrijden, uit wat eigenlijk als een vorm van slavernij moet worden gezien. Zolang wij maar beseffen dat wij ook de beschermers van onze zusters zijn.
Eindelijk
is de nieuwe bibliotheek van Almere feestelijk geopend voor het publiek. Zaterdagmiddag ben ik ook even gaan kijken hoe het eruit ziet nu alles ingericht is en ik vind het allemaal even fraai. Ik kreeg haast de neiging om mijn hele boekenbezit maar op Marktplaats te zetten en daar mijn vrije tijd te gaan doorbrengen. Toen ik zag hoeveel mensen er rondliepen op deze open dag en hoe gevarieerd het publiek was, jong en oud, autochtoon en allochtoon, moest ik wel tot de conclusie komen dat heel Almere ademloos op deze opening heeft zitten wachten.
Jelte Huizenga
ChristenUnie raadslid 2006-2010