(tussen haakjes) 12: Wilders geeft duidelijk antwoord - Ja/Nee - Een staatsman ‘hors série’

zaterdag 03 juli 2010 10:23

Wilders geeft duidelijk antwoord
door niet te reageren op de vraag van fractieleider Maxime Verhagen of de PVV de beginselen van de democratische rechtstaat zal handhaven als de PVV in het regeerkasteel zou zitten. Ook de vriendelijke uitnodiging van Femke Halsema en Pechtold om Verhagen de garantie te geven waar hij om vroeg, kon hem niet bewegen van zijn stoel te komen.
Met woorden had Wilders niet veel overtuigender kunnen uitdrukken dat zijn democratische rechtstaat iets anders is dan wat wij ons erbij voorstellen en dat hij het voornemen heeft de wet naar zijn hand te (ver)zetten, waar hij de kans maar krijgt. 

Overigens heb ik wel de indruk dat het begrip ‘democratische rechtstaat’ door Verhagen niet in abstracte zin werd gebruikt, maar dat hij daar de rechtstaat mee bedoelt zoals deze momenteel in Nederland wordt ingevuld. Maar dan heeft hij het over een momentopname van een zich steeds ontwikkelende rechtstaat. Als men vijftig jaar geleden een dergelijke eis aan politici zou hebben gesteld zou er geen nieuw art. 1 in de Grondwet zijn gekomen, om maar iets te noemen. Ook toen hadden we al een democratische rechtstaat, maar dat de overheid niet zou mogen discrimineren was toen geen algemeen gedachtegoed; laat staan dat men er toen aan dacht de Grondwet niet alleen verticale, maar ook horizontale werking te geven. Door de jaren heen heeft het democratische proces onze rechtstaat opgetuigd met ‘verworvenheden’ die voorheen als hoogst onwenselijk werden beschouwd, zoals vrije abortus, euthanasie en het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht. 

Bij elk nationaal gebrek aan hogere normen die inhoud en begrenzing kunnen geven aan het begrip ‘democratische rechtstaat’ is het dus niet helemaal onredelijk van Wilders om te denken dat ‘democratisch’ het sleutelwoord in dit begrip is, want zo denkt een meerderheid van de partijen in het parlement er ook over. Als hij maar eenmaal een parlementaire meerderheid kan verwerven en een tijdje behouden is er geen enkele reden waarom wij niet, evenals aan abortus en euthanasie, ook aan een nieuw artikel in onze Grondwet zouden kunnen wennen dat stelt: ‘het Nederlanderschap en de rechten die daaraan verbonden zijn komt toe aan elke inwoner van het grondgebied wiens voorouders aantoonbaar sinds vijf generaties de Nederlandse nationaliteit hebben gehad en/of die behoren tot een oorspronkelijke Nederlandse geloofsrichting (katholiek, joods, protestant of niets). Toekenning van enig recht verbonden aan het Nederlanderschap aan andere personen wordt bij wet geregeld.’ 

Hoe zouden Verhagen, Halsema en Pechtold reageren als Wilders na een lange regeerperiode over 15 jaar bij een kabinetsformatie dezelfde vraag aan hen zou stellen? 

 



Ja / Nee

Als er een nieuwe prijs zou worden ingesteld voor het veroorzaken van stormen in glazen water, zou meneer Huis voor mij een goede kandidaat zijn om deze trofee mee naar huis te nemen. Na eerder al een zekere reputatie op dit punt te hebben opgebouwd heeft hij opnieuw een waterglas gevonden om een tyfoon op los te laten. 

Mevrouw Jorritsma heeft volgens hem gelogen toen ze zei dat ze niet heeft gesolliciteerd op het burgemeesterschap van Amsterdam en dat neemt hij haar kwalijk, zo kwalijk dat hij daarover een verklaring van haar wil horen. Toch is deze verontwaardigde opwinding merkwaardig. De sollicitatieprocedure voor het burgemeesterschap is om meerdere goede (of, zo u wilt, minder goede) redenen een vertrouwelijke zaak. Als meneer Eberhard van der Laan openlijk aangeeft dat hij die functie ambieert, is het volkomen terecht als journalisten hem daarover vragen stellen. Maar, als je aan jan-en-alleman gaat vragen of hij of zij gesolliciteerd heeft, moet je ermee rekenen dat je met een grote kluit of een ontkenning in het riet wordt gestuurd, want het is onbehoorlijk zo’n vraag te stellen met betrekking tot een vertrouwelijke procedure. Niet alleen aan een bepaalde persoon zelf, maar ook aan mensen in zijn omgeving die mogelijk op de hoogte zijn van zo’n voornemen. Stel dat meneer Huis aan meneer Jorritsma de vraag had gesteld of zijn vrouw gesolliciteerd heeft in Amsterdam. Antwoorden als ‘geen commentaar’ of ‘ik weet het niet’ of ‘dat moet u mijn vrouw vragen’ maken meteen allerlei speculaties los en de krantenkoppen die dat oplevert kunnen we er zelf wel bij bedenken. Om de vertrouwelijkheid van de procedure te bewaren heeft meneer Jorritsma eigenlijk geen optie, behalve ‘nee’ te antwoorden. Maar dan heeft hij gelogen! 

Ik zal de laatste zijn die bestuurders, privépersonen of zelfs politici het recht toekent om naar wens te liegen of de waarheid te spreken, maar in deze situaties heb ik toch de neiging de schuld voor de ‘leugen’ bij het journaille te leggen, dat uit alle macht probeert mensen er toe te brengen de vertrouwelijkheid van de procedure te schenden. Een politicus die tevens journalist is, zou zo’n aanleiding niet moeten gebruiken om er politieke punten mee te scoren. 

Ik vind zoiets maar net minder erg dan het lekken dat heeft plaats gevonden uit de gemeenteraad van Amsterdam. Zeker als dat door politici is gebeurd, hoop ik dat we de gelegenheid krijgen om ze aan de schandpaal te zien staan. Een politicus die niet kan zwijgen als het moet, is ook onbetrouwbaar als hij spreken moet. 

 


 

  

Een staatsman ‘hors série’
Op 18 juni, toen wij ons nog lieten natregenen in Frankrijk, werd daar en in Groot-Brittannië herdacht dat 70 jaar geleden in Londen voor de BBC een eenvoudige Franse brigadegeneraal de beroemd geworden woorden sprak: “Frankrijk heeft wel een slag verloren, maar niet de oorlog”. In die uitzending riep hij alle Fransen op de strijd voort te zetten tot Duitsland verslagen zou zijn. Het Frankrijk waar hij het over had, bestond op dat ogenblik uit hemzelf en enkele aanhangers die de kiem vormden van de latere Vrije Franse Strijdkrachten. Het officiële Frankrijk, sinds 16 juni geregeerd door zijn vroegere baas, maarschalk Pétain, de overwinnaar van Verdun, had het moede hoofd al in de schoot gelegd en was op weg naar Compiègne om daar op 22 juni te capituleren.  De oproep van De Gaulle om door te vechten werd door de marionettenregering in Vichy afgedaan als het gesputter van een recalcitrante officier en om hem te demotiveren werd hij alvast ter dood veroordeeld wegens desertie. 

Recalcitrant en eigenzinnig was hij zeker. In WO-I had hij zich onderscheiden door dapperheid totdat hij tijdens de slag om Verdun in Duitse krijgsgevangenschap terechtkwam. Na de oorlog lukte het hem zijn militaire superieuren en de politiek tegen zich in het harnas te jagen door theorieën te publiceren over de wenselijkheid van een beroepsleger en het gebruik van grote pantsereenheden in toekomstige oorlogen. Zijn militaire carrière werd er niet door bevorderd. De Franse militaire en politieke elite zag meer heil in een Maginotlinie. Duitse militairen waren echter graag bereid van hem te leren of zagen door hem hun eigen ideeën bevestigd. Tijdens de rampzalig verlopen slag om Frankrijk kreeg hij nog even de mogelijkheid zijn ideeën over pantseroorlog in praktijk te brengen, maar het was allemaal te weinig en te laat, al behaalde hij enkele lokale successen. 

Zijn positie in Engeland was zwak. De wettige regering zat in Vichy en hij was maar een eenvoudige generaal (op een tijdelijke aanstelling) met minimale aanhang toen hij zijn rede voor de BBC hield. Op hetzelfde ogenblik lieten duizenden Franse militairen zich vanuit Groot-Brittannië nog naar het vasteland repatriëren. Zij hielden de oorlog voor gezien. Zijn militaire en politieke status lag op dat moment in de buurt van het absolute nulpunt en was niet te vergelijken met bijvoorbeeld de Nederlandse. Wij hadden nog altijd een regering in ballingschap die zich niet had overgegeven; hij had niets, behalve een doel en een ongebroken wil. 

Vanaf het begin gedroeg hij zich echter alsof hij in zijn persoon het echte Frankrijk vertegenwoordigde en, naarmate zijn aanhang groeide onder uitgeweken Fransen, de Franse koloniën en het binnenlandse verzet, begon dat er ook steeds meer op te lijken. Daarvoor moest hij niet alleen Duitsland bestrijden, maar ook voortdurend het gevecht aangaan met Churchill (die hem wel waardeerde) en later Roosevelt (die hem verafschuwde en dacht dat De Gaulle een dictator in de dop was). Hoewel deze staatslieden van alles probeerden om hem onder de duim te houden, wrikte hij zich er steeds weer onderuit en toen de oorlog eindigde bezetten Franse troepen het buitenverblijf Berchtesgaden van Hitler en kreeg Frankrijk als gelijkberechtigde het bestuur over een eigen bezettingszone in Duitsland. Als reden voor zijn onverzettelijkheid tegenover zijn bondgenoten zei hij eens: ‘’Ik kan geen concessies doen, want ik ben zwak.” Hij wist echter wel goed gebruik te maken van de media in Engeland en Amerika om zijn positie te versterken. 

In 1944 werd hij als bevrijder binnengehaald in Parijs en al snel ook door de geallieerden erkend als hoofd van de voorlopige regering, hoewel de VS er op uit waren geweest Frankrijk als bezet gebied te regeren. In 1945 werd zijn positie bij verkiezingen bevestigd. Hoewel hij een autocratische manier van leidinggeven had, was hij niet voor dictator in de wieg gelegd. Toen in 1946 duidelijk werd dat voorstellen om tot een sterkere uitvoerende macht te komen niet de Grondwet zouden halen, trad hij af. Men hoefde hem niet eens weg te stemmen, zoals Churchill wel overkwam na de oorleg. In 1947 richtte hij nog wel zijn eigen politieke partij de Rassemblement du Peuple Francáis op, maar hij hief deze in 1953 weer op en ging zijn mémoires schrijven, want een partijpoliticus was hij ook al niet. In 1958 werd hij teruggeroepen om, met bijzondere volmachten, een uitweg te vinden uit het Algerijnse moeras, waarin Frankrijk langzamerhand wegzonk. In tegenstelling tot wat men van hem hoopte en verwachtte, zag hij al gauw geen toekomst meer voor een Frans Algerije en liet dit land in 1962 tot zelfstandigheid komen. Inmiddels was hij sinds 1959 de eerste president geworden van de Vijfde Republiek, met een nieuwe grondwet die de presidentiële macht aanzienlijk uitbreidde. Onder de bedrijven door bezorgde hij de vroegere geallieerden nog steeds hartzeer door de positie van Frankrijk op alle mogelijke manieren te versterken; een eigen Force de Frappe, “want ik meen op de kaart te hebben gezien dat Amerika niet in Europa ligt” (en dus zijn eigen bestaan niet voor Europa in de waagschaal zal stellen), alleen politieke betrokkenheid bij de NAVO, een eigenstandige positie tussen de westelijke en oostelijke machtsblokken, tegenstander van de oorlog in Vietnam, Engeland niet willen toelaten tot de EEG, geen federalistisch Europa, maar een Europa der Vaderlanden en nog wel wat meer prikkeligheden. Hij was zelf geen partijpoliticus en had de Franse partijpolitiek en haar leiders niet hoog zitten; hij gaf er de voorkeur aan zijn zin buiten het parlement om te krijgen via referenda[1]. Dat ging lang goed, ook na zijn herverkiezing voor zeven jaar in 1965, maar toen hij in 1969 opnieuw een referendum uitschreef voor een grondwetsherziening kreeg hij de meerderheid van het volk niet meer mee. Dat was voor hem opnieuw voldoende reden om af te treden en zich, nu voorgoed, uit de politiek terug te trekken. 

In Frankrijk wordt hij wel met Lodewijk XIV en Napoleon vergeleken, maar ik meen dat die niet aan hem kunnen tippen, zeker in moreel politiek opzicht. Hij heeft nooit beweerd of gedacht dat hij de staat was, zoals Lodewijk XIV en hij heeft geen stromen bloed vergoten voor zijn persoonlijke glorie, zoals Napoleon. Hij durfde wel alleen te staan en zijn nek uit te steken voor een praktisch onbereikbaar geacht doel en toen hij dat bereikt had was hij niet uit op wraak, maar zette alles op toenadering met de verslagen vijand Duitsland. Ook persoonlijk zocht hij geen vergelding, want hij verleende maarschalk Pétain die hem ter dood had laten veroordelen gratie. Hij gebruikte macht, maar liet zichzelf geen slaaf ervan worden. Toen men hem aanraadde de filosoof Jean-Paul Sartre gevangen te zetten wegens zijn virulente anti-regeringshouding tijdens de Algerijnse crisis weigerde hij met de woorden: “Je zet Voltaire niet gevangen”. Hij wist wat hij wilde, maar was daar open in en als hij zijn zin niet kreeg vertrok hij liever dan langs omwegen verder te gaan. Hij was niet eerzuchtig in de gebruikelijke zin van het woord; hij heeft zichzelf niet tot maarschalk bevorderd om indruk te maken op militairen die hoger in rang waren dan hij en die hem toch volgden. Zijn persoonlijke moed en integriteit heeft hij getoond in WO-I, in zijn strijd met het Franse militaire establishment vóór WO-II, in de slag om Frankrijk, maar ook later tijdens de Algerijnse affaire die aanleiding werd voor moordaanslagen op hem. Hij nam geen eretekenen of onderscheidingen aan en weigerde een staatsbegrafenis, omdat hij naast zijn jong gestorven dochter wilde liggen. Zijn vrouw heeft nooit het allure van First Lady aangenomen en hij probeerde geen dynastie te vestigen. Hij leefde sober in Colombey-les-deux-églises en bij zijn overlijden bleek dat hij slechts over bescheiden vermogen bezat. Voor het geld had hij het dus ook al niet gedaan.
Het lijkt mij daarom niet vreemd dat hij in 2005 door tv-kijkers tot de grootste Fransman aller tijden werd verkozen. Dat zou hem genoegen hebben gedaan, want van zichzelf had hij ooit gezegd dat 'de persoon Charles de Gaulle hem slechts interesseerde als historische figuur'.
Terecht wordt hij in Frankrijk wel omschreven als een staatsman ‘hors série’, dat wil zeggen ‘niet gefabriceerd op de lopende band’, ‘niet afkomstig uit een mal’ een ‘uniek product’. Waar vind je die tegenwoordig nog?

Jelte Huizenga
ChristenUnie raadslid 2006-2010


 

[1] Misschien een voorbeeld ter navolging voor Geert Wilders, als hij ooit de heersersstaf in zijn vuistjes klemt en tegelijk een nachtmerrie voor D66.

« Terug